ARCHIVE.ORG
Deze site maakt deel uit van de Lynx-ring©
|
|
Schizo-affectieve stoornis
De schizoaffectieve stoornis krijgt weinig publiciteit, in tegenstelling tot schizofrenie en de bipolaire stoornis (manische depressie), die de laatste jaren in een opmerkelijke publieke belangstelling staan. Mensen
met deze diagnose en hun familieleden hebben daardoor soms wel eens het gevoel 'nergens bij te horen'.Dit wordt nog versterkt door de onduidelijkheid waarmee de diagnose schizoaffectieve stoornis is omgeven. Maar
wat is het nou? En hoe zit dat met die diagnose? Psychiater en A-opleider Lex Wunderink deed op verzoek van Ypsilon Nieuws een poging de mist rond de schizoaffectieve stoornis wat op te klaren. Volgens hem gaat
het om een groep aandoeningen op het grensgebied tussen schizofrenie en de 'affectieve stoornissen', zoals de bipolaire en de depressieve stoornis. Mensen met een schizoaffectieve stoornis hebben dan ook zowel symptomen
van het een als van het ander.
Jan, een 24-jarige student Nederlands, was sinds twee maanden drukker dan gewoonlijk. Hij sprak veel en haastig over allerlei filosofische onderwerpen, haalde er van alles bij, en hoewel het interessant was konden zijn medestudenten hem niet altijd meer even goed volgen. Jan was erg gedreven, maar zijn vrienden begrepen niet precies waarom. Hij verscheen ook niet op een belangrijk college. Achteraf bleek hij in een 'verwarde' toestand naar het strand te zijn gegaan waar hij de hele nacht rondliep.
Later vertelde hij dat hij zich geweldig goed voelde, goddelijk bijna, en dat hij soms het gevoel had 'bij de kern van zijn bestaan te zijn aangekomen'. Bij vlagen was hij erg angstig geweest, zonder duidelijke aanleiding. Hij kon maar doorgaan zonder moe te worden, een vreemde kracht dreef hem voort zonder dat hij zijn wil nog kon bepalen.
Zijn gedachten waren 'kosmisch', alles was duidelijk en niets in het universum zou hem nog kunnen verbazen. Ook hoorde hij stemmen spreken, van de goden van de aarde, de elementen. Zij spraken over hem, over wat hij deed op het strand, en sommigen waren het er niet mee eens dat hij hier was. Ook leek de zee met hem te praten. In verwilderde toestand viel hij de volgende morgen binnen bij zijn beste vriend. Deze schakelde zijn ouders in omdat Jan duidelijk hulp nodig had.
Diagnose
Is Jan nu een voorbeeld van iemand met een schizoaffectieve stoornis? Wellicht. Het voorbeeld laat in elk geval zien hoe schizofrene en manische verschijnselen samen kunnen gaan. Maar welke diagnose zal worden
gesteld, hangt af van het verdere beloop. Grofweg zijn er drie mogelijkheden:
- de manische verschijnselen duren even lang of langer dan de schizofrene verschijnselen, terwijl de schizofrene verschijnselen niet op zichzelf staand voorkomen
- de schizofrene verschijnselen duren veel langer dan de manische verschijnselen
- de schizofrene verschijnselen duren uiteindelijk iets langer dan de manische verschijnselen, maar ze liepen over het geheel bijna gelijk op.
In het eerste geval is er sprake van een bipolaire stoornis met psychotische kenmerken, in het tweede geval van schizofrenie en alleen in het derde geval van een schizoaffectieve stoornis. Overigens kunnen er in plaats
van manische verschijnselen ook depressieve verschijnselen optreden. Daarvoor geldt hetzelfde. De moeilijkheid om dit goed te beoordelen is de reden waarom er vaak discussie is over deze diagnose. Ook kan de diagnose
veranderen doordat bepaalde verschijnselen gaan overheersen. In het voorbeeld is er nu nog sprake van een bipolaire stoornis met psychotische kenmerken. Wanneer de stemmen en de overname van de wil nog lang voortduren
nadat de opgewonden gelukzalige stemming is verdwenen, is er waarschijnlijk sprake van schizofrenie. Dat geldt ook als Jan nog lang moeite heeft zijn dagen goed in te delen, zich niet goed meer concentreren kan
en weinig initiatief toont. Als dit een half jaar duurt is schizofrenie de meest waarschijnlijke diagnose. Indien Jan na twee maanden geen opgewonden stemming meer heeft, maar nog wel een paar weken last houdt van
stemmen voordat hij helemaal hersteld is, dan is de diagnose schizoaffectieve stoornis goed gesteld.
Tussengroep
Hoe kan het nu dat juist bij een schizoaffectieve stoornis de diagnose zo moeilijk is te stellen? Daarvoor moeten we terug in de historie. Van oudsher wordt in de diagnostiek onderscheid gemaakt tussen twee soorten
psychosen: de psychosen die gepaard gaan met langdurige beperkingen in het functioneren, schizofrenie genaamd, en de psychosen die een meer periodiek beloop vertonen met tussendoor perioden van weinig of geen problemen:
de manisch-depressieve psychose, tegenwoordig bipolaire stoornis genaamd. In de tijd dat deze diagnostische indeling werd gemaakt, was over de oorzaken van psychische verschijnselen en hun onderlinge samenhang nauwelijks
iets bekend. We hebben daar tegenwoordig veel meer inzicht in. Als gevolg daarvan wordt de oude indeling van psychiatrische ziektebeelden steeds minder gezien als een vaststaand gegeven. Zo is schizofrenie waarschijnlijk
niet één ziektebeeld met een vast beloop of vaste verschijnselen, maar een groep verschillende aandoeningen die slechts in sommige opzichten op elkaar lijken. De oorzaken zijn waarschijnlijk ook van
verschillende aard. Bij bipolaire stoornissen zien wij in sommige gevallen ook langdurige beperkingen in het functioneren. Wij zien de diagnostische groepen daarom tegenwoordig niet meer als streng gescheiden ziektebeelden,
maar als vaag begrensde groepen waartussen veel vloeiende overgangen bestaan. Mensen met een schizoaffectieve stoornis bevinden zich in zo'n overgangsgebied. Daarmee heeft men nooit zo goed raad geweten. Hadden
deze mensen toch eigenlijk geen bipolaire stoornis? Of was het juist een aparte vorm van schizofrenie? Anderen zagen deze psychosen als afzonderlijke ziektebeelden, te onderscheiden van schizofrenie en bipolaire
stoornis, en bedachten allerlei aparte namen voor deze psychosen. Zo kenden we de 'cycloïde psychose', de 'schizofrenie-achtige emotie-psychose' en ten slotte de nu gangbare 'schizo-affectieve psychose'. Het
beste is het op dit moment om ervan uit te gaan dat alle diagnostische groepen, schizofrenie, de bipolaire en de schizoaffectieve stoornis, opgebouwd zijn uit verschillende ziektebeelden, met andere achtergronden
en oorzaken, die we nog niet voldoende kennen om het juiste onderscheid te maken. De waarde van een diagnostisch etiket in de psychiatrie is nog maar erg betrekkelijk. Daarnaast bestaat de mogelijkheid te kijken
naar de verschillende soorten verschijnselen die zouden kunnen passen bij een bepaalde ontregeling van een functie in de hersenen. Dit is tegenwoordig van net zoveel waarde als het stellen van de diagnose. Hoewel
het op deze manier naar verschijnselen kijken nog in de kinderschoenen staat, is het een manier die veel kan opleveren voor het onderzoek naar oorzaken van verschijnselen, vooral als die bij verschillende diagnosen
voorkomen. Ook voor de behandeling kan dit richtinggevend zijn. Van het enigszins kunstmatig onderscheid tussen de verschillende ziektebeelden hebben we dan geen last.
Vóórkomen en beloop
Door de beschreven moeilijkheden rond het stellen van de diagnose zijn er maar weinig gegevens over het vóórkomen en het natuurlijke beloop van schizoaffectieve psychosen, en deze gegevens zijn bovendien
niet erg betrouwbaar. De aandoening komt zeker veel minder vaak voor dan schizofrenie. Verwanten van mensen met een schizoaffectieve stoornis hebben een hogere kans op schizofrenie en tevens op stemmingsstoornissen.
Betrouwbare getallen zijn evenwel niet te geven. De ziekte begint meestal op jong volwassen leeftijd, maar ook later op volwassen leeftijd is dit nog mogelijk. Al naar gelang het bestaan van manische symptomen wordt
onderscheid gemaakt tussen een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en van het depressieve type (wanneer slechts depressieve perioden voorkomen). In het algemeen wordt verondersteld dat de schizoaffectieve
stoornis een gunstiger beloop kent dan schizofrenie, maar minder gunstig dan affectieve stoornissen. Dat vloeit ook al voort uit de definitie: wanneer gebrek aan energie en initiatief langdurig op de voorgrond staan
zal dat vaak leiden tot de diagnose schizofrenie. Beperkingen van het functioneren in werk, relaties en andere gebieden van het dagelijks leven zijn meestal het gevolg van deze schizofrenie-symptomen. De diagnose
schizoaffectieve stoornis betreft dus vaker mensen met weinig of geen restverschijnselen na de ziekteperioden, en een goed niveau van functioneren. De vooruitzichten zijn sterk afhankelijk van het individuele geval:
soms zijn ze heel goed, met slechts één ziekteperiode zonder restverschijnselen, en soms veel minder gunstig en leidend tot vele ziekteperioden en ten slotte een beperkt maatschappelijk functioneren.
De diagnose zal dan in sommige gevallen veranderen in schizofrenie. De bipolaire vorm komt wellicht meer voor bij jong volwassenen, en kan gepaard gaan met overweldigende hallucinaties. Hierdoor doet deze vorm soms
sterk denken aan een door tripmiddelen veroorzaakte gelukzalige toestand met realiteitsvertekening en vreemde zintuiglijke ervaringen. Het beloop lijkt gunstiger dan dat van de depressieve vorm, die over het algemeen
een wat eentoniger beeld te zien geeft. Deze vorm wordt meer gezien bij oudere mensen. Een groot probleem is hier het moeilijke onderscheid met patiënten die schizofrenie hebben met veel negatieve symptomen,
die de vooruitzichten van deze groep nadelig beïnvloeden.
Behandeling
De behandeling vindt over het algemeen plaats aan de hand van de symptomen. Positieve (psychotische) symptomen als wanen en hallucinaties worden bestreden met antipsychotica. Deze hebben op korte termijn meestal
een goed effect. Onduidelijk is hoelang men met een dergelijk middel moet doorgaan. Dit kan het best per individu worden bepaald. Indien regelmatig ziekteperioden optreden dient onderhoudsbehandeling zeker te worden
overwogen. Stemmingsstabilisatoren, zoals lithium, carbamazepine en valproaat leveren op langere termijn in veel gevallen de beste resultaten op. Niet alleen de stemming kan zich stabiliseren, maar ook de wanen
of hallucinaties reageren daar in veel gevallen goed op. Het kan dan de moeite waard zijn het met uitsluitend een stemmingsstabilisator te proberen. De combinatie van een stemmingsstabilisator met een antipsychoticum
vergroot de kans op bijwerkingen. Ter voorkoming van bijwerkingen op het bewegingspatroon kan het dan raadzaam zijn een antipsychoticum van de tweede generatie te gebruiken. Sommige van deze middelen hebben mogelijk
een stemmingsstabiliserend effect. Depressieve symptomen kunnen worden behandeld met een antidepressivum. Bij de bipolaire vorm moet dan wel het risico in de overwegingen worden betrokken dat dan weer een manie
wordt opgewekt.
De overige aspecten van de behandeling kunnen bij mensen met een schizoaffectieve stoornis op dezelfde manier worden geregeld als bij schizofrenie. Het gaat dan om zaken als begeleiding en ondersteuning, het leren omgaan
met de ziekte, het tijdig zien aankomen van een nieuwe opleving en het omgaan met de ziekte in de familiekring. Langdurige begeleiding die soms heel minimaal en dan weer meer intensief kan zijn is dan aangewezen.
Casemanagementprojecten kunnen hierin vaak voorzien. Voor sommige mensen sluiten de voorzieningen voor mensen met een bipolaire stoornis beter aan bij de behoefte. Daarbij kan men denken aan een lithiumpolikliniek,
maar ook aan lotgenotencontact en de patiëntenvereniging. Afhankelijk van de individuele problematiek en de plaatselijke situatie zal men hieruit een keuze moeten maken. Familieleden kunnen goed terecht bij
Ypsilon, omdat de problemen in de omgang met de ziekte en met de beschikbaarheid van goede hulpverlening voor mensen met een schizoaffectieve stoornis niet verschillen van andere psychosen. Cursussen over lithium
en andere stemmingsstabilisatoren zouden voor familieleden en patiënten, ongeacht de diagnose, een aanvulling zijn op de bestaande programma's.
Lex Wunderink
FOLDERS EN BOEKEN OVER SCHIZOFRENIE
- Meer, C.R. van:
Schizofrenie. Lundbeck b.v.
Postbus 12021
1100 AA Amsterdam
- Meer, C.R. van:
Leven met Schizofrenie. 6e druk Kosmos Utrecht/Antwerpen 1997.
Uitg. Sijthoff, Amsterdam
- Nolen, W.A.:
Psychofarmaca. De toepassing van medicijnen in de psychiatrie.
Lundbeck b.v.
Postbus 12021
1100 AA Amsterdam
- Peperstraten, H. van:
Schizofrenie, wat is het en hoe kun je ermee leven? 1992.
Vereniging Ypsilon, Rotterdam
- Swinkels, J. :
Gek zijn is zo gek nog niet.
Kosmos Utrecht/Antwerpen 1992.
PATIENTENORGANISATIES
- Anoiksis.
Vereniging van schizofrene en chronisch psychotische mensen,
Gansstraat 67, 3582 EC UTRECHT
Tel. 030-2546113
- Schizofrenie Stichting Nederland,
Oude Tempellaan 1
Soesterberg
Tel. 0346-352254.
- Ypsilon.
Vereniging van familieleden van mensen met schizofrene of een psychose.
Kerkhoflaan 306
3034 TJ Rotterdam
Tel. 010-4045166 (ma t/m vrijdag van 10.00 tot 16.00 uur)
Fax. 010-4333186
-
Stichting Labyrint / In Perspectief
Meerkoethof 40, 3582 DA UTRECHT
Postbus 12132, 3501 AC UTRECHT
Tel. (030) 254 66 74 (lotgenoten)
Tel. (030) 254 68 03 (secretariaat)
Fax (030) 251 9013
ALGEMENE ORGANISATIES VOOR PSYCHATRISCHE PATIENTEN
- Cliëntenbond in de Geestelijke Gezondheidszorg,
Meerkoethof 50
Postbus 645
3500 AP Utrecht.
Tel. 030-2521812.
- Stichting Pandora,
2e Constantijn Huygensstraat 77
1054 CS Amsterdam
Tel. 020-6851171.
- Gereformeerde Patiëntenvereniging 'De Wegwijzer'
Landelijk Bureau
Postbus 85275
3508 AG UTRECHT
Algemeen Tel. 030-2363724
Hulp en advieslijn 030-2363742
Faxnr. 030-2313054
|
|